- porter
- porter [portee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 〈+ sur〉steunen (op) ⇒ rusten (op), stoten (op, tegen)2 een (bepaald) bereik hebben3 doel treffen ⇒ 〈figuurlijk〉 effect hebben4 〈+ à〉in de richting gaan (van) ⇒ stromen, drijven, trekken, stijgen (naar)5 〈+ sur〉betrekking hebben (op) ⇒ slaan (op), gaan (over)♦voorbeelden:1 accent qui porte sur la dernière syllabe • accent dat op de laatste lettergreep valt2 voix qui porte • ver dragende stemporter loin • ver dragen 〈geschut〉; een groot bereik hebben3 mots qui portent • woorden die hun uitwerking niet missenporter juste • doel treffen 〈ook figuurlijk〉porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)3 veroorzaken ⇒ toebrengen, bezorgen, verschaffen ⇒ 〈economie〉 opleveren4 tonen ⇒ 〈gevoelens〉 toedragen5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten6 〈+ à〉er toe brengen (om te) ⇒ aanzetten (tot), overhalen (tot)7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:1 porter qn. dans son coeur • iemand een warm hart toedragenporter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragen2 porter à réparer • laten reparerenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten op4 porter des accusations contre • beschuldigingen inbrengen tegen5 ne porter aucune date • ongedateerd zijnlivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen van6 être porté à 〈+ onbepaalde wijs〉 • geneigd zijn teêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop dat7 se faire porter malade • zich ziek meldenporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken¶ être porté sur • gek zijn opIII se porter 〈wederkerend werkwoord〉1 gedragen worden ⇒ in de mode zijn2 het … maken 〈gezondheid〉3 zich presenteren (als) ⇒ optreden (als)4 〈formeel〉zich begeven (naar) ⇒ zich wenden (naar), trekken (naar)5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:2 se porter bien • het goed maken3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voor4 se porter à la rencontre de qn. • iemand tegemoet lopense porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————porter 〈informeel〉, taper sur les nerfs de qn.op iemands zenuwen werkenv1) steunen (op)2) een (bepaald) bereik hebben3) effect hebben4) in de richting gaan (van)5) betrekking hebben (op)6) dragen7) brengen (naar)8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.